“April doet wat hij wil”, daar dacht ik vanzelf aan, toen ik bezig ging met de oefening voor deze maand. Iets over ‘wil’ dus… willen of moeten, willen of verlangen, bestaat er ook ont-willen? Een gek woord eigenlijk, ‘wil’. Kijk maar wat er bij jou opkomt met dit thema, ik ben benieuwd!

Veel plezier en inspiratie toegewenst.

Stap 1
Je kent vast wel de uitdrukking “april doet wat hij wil”. Wat betekent dat eigenlijk, wat zegt dit over april? Kijk eens op een positieve, waarderende manier naar april en maak een lijstje van kenmerken, krachten of kwaliteiten die april kennelijk heeft, afgaand op deze uitdrukking. Als je denkt dat je klaar bent, denk dan nog even extra na en voeg er nog twee kenmerken of kwaliteiten aan toe ;-)

Stap 2
Laat je lijstje uit stap 1 even liggen, het komt pas later weer terug in deze oefening.
Maak een gedachtenwolk rondom het thema ‘wil/willen’. Wat komt er bij je op? Ga niet censureren, maar schrijf gewoon zonder oordeel alles op (in trefwoorden) terwijl je van de ene associatie in de andere valt.

Stap 3
Kijk rustig naar je gedachtenwolk uit stap 2. Welk woord (of draadje) springt eruit? Is er iets wat — méér dan de andere woorden — te maken heeft met jouw ‘wil’, op dit moment in je leven? Schrijf daarover een sprintje van 5 minuten, al mijmerend op papier.

Stap 4
Lees je sprintje uit stap 3 (hardop) terug en wees er eventjes stil bij. Welke vraag wil je aan jezelf stellen, nu je dit zo terugziet? Schrijf die vraag op en schrijf meteen door in een sprintje van weer 5 minuten, al mijmerend op papier. Ga niet per se een antwoord bedenken, er hoeft geen antwoord te komen; schrijf gewoon terwijl je luistert naar je pen.

Stap 5
Lees je sprintje uit stap 4 (hardop) terug en geef de kern weer in een klein sprintje van ongeveer 5 regels tekst.

Stap 6
Lees nu (hardop, als het ware proevend) de kenmerken/kwaliteiten van april terug zoals je die opschreef in je lijstje van stap 1.

Stap 7
Stel je voor dat april een stem heeft en iets te zeggen heeft over wat je zojuist in stap 4 en 5 schreef. Schrijf een briefje van April aan jou, met een aanhef aan het begin en een groet aan het eind. Ga het niet zitten bedenken, maar begin meteen te schrijven en laat het briefje van April aan jou maar uit je pen vloeien in een sprintje van bijvoorbeeld 10 minuten.

Stap 8
Lees de brief van April uit stap 7 (hardop) terug. Onderstreep 2 kernzinnen en maak daarmee een rondeel als afsluiting van deze oefening.

Variatie/verdieping

  • Kies in stap 3 een ander woord en herhaal de rest van de oefening.
  • Schrijf na afloop van de oefening een brief terug aan April en geef ook daarvan de kern weer in een rondeel.
  • Schrijf aan het eind van een maand een brief van April aan Mei, waarin April jou als het ware overdraagt aan de nieuwe maand.

Hergebruik van deze oefening is vrij, mits met bronvermelding:
Sarine Zijderveld, www.papierenspiegel.nl
Foto: Canva

Doe je iets met deze oefening? Zelf of samen met anderen? Laat het me weten, ik hoor het graag.

Nodig
– pen en papier
– kookwekker/timer

Hoe te schrijven: sprintje
– schrijf zo snel als je kunt
– volg de gedachten die opkomen
– blijf doorschrijven
– censureer en corrigeer niets
– let niet op taal- en schrijffouten
– als je vastloopt: herhaal het laatste woord totdat er weer een nieuwe gedachte komt